Schaap
In het verhaal van de goede herder heb ik lang de herder nogal dom gevonden. Voor de niet-bijbel-kenners onder ons: Een herder heeft een kudde van 100 schapen. Eén ervan blijkt plots te missen. Wat doet de herder? Die laat de andere 99 schaapjes in de kou staan om die ene op te zoeken. On-ver-ant-woord!
Later begint het in mijn wollige hoofd te dagen, dat die herder helemaal uit zijn stekker gaat, om dat ene schaap. Juist het punt wat ik een beetje dom vond aan deze vertelling, blijkt de kern. Als je opeens één van je kinderen mist, ga je echt niet eerst de ander 13 opsluiten, dan schiet je naar de waterkant, of naar buiten. Dan denk je nergens anders meer aan dan: mijn kind! Dat ene kind!
De kern van het verhaal van de goede herder is dat God ons buitensporig lief heeft. Buiten zinnen is Hij als Hij je mist.
Goed - tot zo ver een mooie protestantse preek. Maar dan? Welnu. (ik tik het nu allemaal in een minuut, maar ik heb er jaren over gedaan dit te beseffen…) Vrijwel alle priesters, profeten, apostellen, theologen, Grote Namen in het Kleine Christelijke Wereldje, dominees en pastoors hebben ons weten te vertellen dat wij zo van anderen moeten houden, zoals God van hen (en ons) houdt. Dat is dus: buitensporig veel. Doe ik dat?
Nee.
Stel er wordt binnenkort een collega van mij ontslagen. Zit ik daar echt mee? Stel het zal niemand een zier schelen dattie weg is, omdat het een asociale, luie egotripper is. Zeg ik dan tegen hem: ik wil vanavond bij je eten?
Gelukkig is God genadig en geduldig en zoekt Hij me op, zodra ik weer eens afdwaal.