Angst

“De armste mens is degene die niet om zichzelf kan lachen.” beweert Rob Favier in de Hoekschop van Reveil. Natuurlijk is de mens die zichzelf alleen nog maar serieus kan nemen erg arm, maar nog armer is (denk ik) de mens die zichzelf niet meer serieus kan nemen. De mens die niet meer om zichzelf kan huilen. Die niet meer echt oprecht eerlijk naar zichzelf kan kijken en dan, bij wat hij tegenkomt oprecht zal moeten huilen.

Sommige mensen worden hoe ouder hoe wijzer, anderen weer hebben alleen dat idee, maar beiden lopen ze het gevaar te gaan denken dat zij het nooit mis hebben. En als ze het wel mis hebben, hebben ze het toch niet mis.
Er is een gedichtje (ik kan er niet op komen hoe het heet en van wie het is – 10 punten voor degene die er als eerst mee komt) over de angst door niemand meer belangrijk of waardevol gevonden te worden. Die angst heb ik niet (waarschijnlijk omdat ik er niet genoeg over nadenk hoe dat is). Ik vermaak me wel, denk ik dan. Goed computerspel en een pul bier. Komt goed.

Mijn angst is zo te worden dat mensen mij niet meer op mijn fouten durven te wijzen. Misschien moet ik daar eens een gedichtje op proberen. Angsssssst. Noem ik het dan.
Het is een vicieuze cirkel. Hoe minder makkelijk je op je fouten gewezen kan worden, hoe moeilijker het is die eigenschap onder ogen te gaan zien. Het is de doodszonde: hoogmoed. “It was through Pride that the devil became the devil”, C.S. Lewis.

Misschien is mijn angst in deze een beetje doorgeslagen, en angst is een slechte raadgever zeggen ze, dus laat ik het met een positieve draai afsluiten. Ik hoop zo te worden dat mijn kinderen, collega’s, vrienden, ouders, vrouw, familie en zelfs schoonfamilie zonder enige schroom kan en wil zeggen: hee, kerel; wat je toen en toen zei, of: wat je nu gedaan hebt: kan echt niet jongen. “Sorry; ik zal het niet meer doen.”

This entry was posted in Uncategorized. Bookmark the permalink.

Leave a Reply